Bestiarium: fantastische dieren
Antiloop

Home

Introductie
Bestiarium
Contact

De naam antiloop komt van een Grieks woord voor bloemenoog. Uit het Grieks komt het Latijnse antalopus en vandaar werd dit in het Engels antelope en in het Frans antilope waaruit onze antiloop komt. Men neemt over het algemeen aan dat er in de tijd van het Oude Testament vier soorten antilopen waren: de gazelle (Antilope dorcas), de addax (Antilope (addax) nasomaculatus), de bubale en de oryx. De eerste is geïdentificeerd als de reebok van het Oude Testament. De tweede en derde zijn zeldzaam. De laatste was zeker een dier van de toenmalige fauna. Tenslotte is er de Indische antiloop (Antilope cervicapra).

De addax antiloop is een woestijnantiloop die tussen het hert en de oryx antiloop in staat. De stier en koe hebben horens van tachtig centimeter lang met een in het oog lopende spiraal waarin deze antiloop verschilt van de oryx. Beide antilopensoorten zijn wel gelijk van kleur, maar de addax is donkerder in de winter en heeft ook korte, zwarte manen. Het dier heeft een korte hals en lange romp, een rechte rug en verhoogde schoften. Er wordt vaak vermeld dat deze beesten nooit ten noorden van Egypte worden gevonden, maar toch zijn ze bij de Dode Zee gesignaleerd. Vroeger kwam dit dier waarschijnlijk voor van Senegal tot Egypte en de randen van Palestina. De soort is nu sterk teruggedrongen, maar dankzij de ontoegankelijkheid van een paar kleine vlaktes in de woestijn is deze daar (nog) bewaard gebleven.

De antiloop in de Arabische wereld

Antilopen worden afgebeeld als sneeuwwit met zilveren voeten. Ze zijn het beeld van vrouwelijke sierlijkheid en schoonheid. De sierlijkheid van de nek maakt godinnen jaloers; de lichte stap is de wanhoop van nimfen; de zachte zwarte ogen, groot en sprekend, donker, verlegen, zijn de ogen van Venus. Andere karakteristieken zijn de bijzondere charme van hun bewegingen en hun geduld. Bij sommige soorten zijn de poten zo dun en teer dat ze door een lichte slag breken. De Arabieren maken gebruik van deze bijzonderheid: zij werpen stokken naar de poten van het dier en beletten het dus te vluchten

In de ogen van de Arabieren is de gazelle het schoonste van alle dieren en haar ogen worden door Arabische dichters bezongen als de schoonste en heerlijkste die er bestaan. Een gazelle in de woestijn wordt beschreven als een buitengewone lieflijke verschijning. Reeds sinds oeroude tijden heeft ze aan Oosterse dichters stof voor geestdriftige liederen verschaft. Over de gazelle komt een ademtocht van de gloed die voor de vurigste lofliederen bestemd is. Het oog van een geliefde wordt vergeleken met een gazelle. Haar lange, slanke blanke hals is niet lieflijker voor te stellen dan door die met de hals van dit dier te vergelijken. De vrome vindt in de sierlijke antilope een zinnebeeld dat het verlangen van het hart naar het verhevene verduidelijkt. De gazelle oefent op ieder haar bekoring uit. Wegens haar bevalligheid wijdden de Egyptenaren haar aan de verheven godin Isis en offerden zij gazellenkalven aan de koningin der goden.

De gazelle in de Bijbel

Tsebi is het Hebreeuwse woord voor gazelle. De sleutel hiervoor is Handelingen 9:36: een discipel, genaamd Tabitha, hetgeen Dorcas betekent. Deze goeddoende dame ontleende haar naam aan het sierlijke lid van het antilopengeslacht. Die naam wordt dan ook altijd gebruikt om sierlijkheid te benadrukken. De schoonheid en glans van de ogen van een gazelle is zo groot dat de dichter er gelijkenissen aan ontleent. Van een vrouw te zeggen dat ze de ogen van een gazelle heeft, is een van de fraaiste complimenten die men haar kan maken. Voor de schoonste bekoorlijkheden van een vrouw heeft de dichter van het Hooglied deze vergelijking: Uw beide borsten zijn als tweeling-jongen van gazellen (Hooglied 4:5 en 7:4). De dichter ziet de gazelle als een toonbeeld van schoonheid en vergelijkt er de dochter van Jeruzalem mee: Wend u dan hierheen, en doe als een gazel, mijn geliefde (Hooglied 2:17).

Op tal van andere plaatsen spreekt het Oude Testament over gazellen. Ze moeten een tijd lang veel zijn voorgekomen in Palestina (zie bijvoorbeeld Deut. 12:15 en 22). De gazelle is sierlijk, snel, sneller dan de ree, mooi en vriendelijk. Asahel, Joabs broer, was snelvoetig als een gazel in het veld. Dat gold ook voor sommige van Davids mannen (1 Kron. 12:8). Jes. 13:14 spreekt over Babylon als een opgejaagde gazelle.

Niet altijd wordt de gazelle onder die naam genoemd. Er zijn twee namen waarvan men denkt dat deze gazelle betekenen. Dat zijn Zebaim (Ezra 2:57), een plaats die niet meer bekend is, en Zibia, de naam van een vrouw in Beersheba (II Kon. 12:1) waar veel gazellen waren. Daarnaast vinden we als grappige dierennaam in het Oude Testament de pygarg (in het Hebreeuws dishon). Dit woord wordt meestal in het Grieks vertaald als witte romp, een naam die Herodotus en Plinius eens gegeven hebben aan een antiloop. Zon naam kan aan vele dieren worden gegeven, inclusief gazelle en hert die ook witte kanten hebben. Omdat deze naam in een opsomming wordt vermeld tussen twee soorten die waarschijnlijk woestijndieren zijn, zou dit de addax (ook wel de witstuit antiloop genoemd) kunnen zijn.

De Indische antiloop

In Indië wordt de antiloop als een heilig dier gezien en dikwijls tam gehouden. Vrouwen zijn met haar verzorging belast en geven haar melk te drinken. Muzikanten spelen haar melodieën voor. Alleen Brahmanen mogen haar eten. Van de horens maakt men eigenaardige wapens: door ijzeren of zilveren dwarsstangen worden zij van onderen zo aan elkaar bevestigd dat de spitsen naar beide zijden uiteenwijken. Deze constructie draagt men als stok en gebruikt men als wapen.

terug naar: